Twee jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe ontslagrecht is daar dan de eerste uitspraak van de Hoge Raad over wellicht het meest besproken aspect van het vernieuwde ontslagstelsel: de billijke vergoeding. De Hoge Raad is duidelijk in haar uitspraak: de billijke vergoeding draagt geen afschrikwekkend en bestraffend karakter, maar beoogt de werknemer te compenseren voor de gevolgen van het ontslag. Tenminste, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijtbare gedrag van de werkgever.

Met deze uitspraak in de hand valt te verwachten dat werknemers hoge billijke vergoedingen gaan verzoeken. Rechters zullen uitgebreider moeten motiveren hoe zij tot de hoogte van de billijke vergoeding zijn gekomen en waarom die vergoeding de werknemer in de specifieke situatie voldoende compenseert voor het ontslag.

Voor u als werkgever is het van groot belang om ervoor te zorgen dat u, als u besluit het dienstverband met een werknemer te beëindigen, daarbij de regels in acht neemt. Zolang u het wettelijke systeem volgt en niet ernstig verwijtbaar handelt, is een billijke vergoeding immers niet aan de orde.

De billijke vergoeding

Sinds de inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid kent het Nederlandse arbeidsrecht de transitievergoeding en de billijke vergoeding. De transitievergoeding wordt aan de werknemer toegekend als het dienstverband ten minste 24 maanden heeft geduurd en op initiatief van de werkgever wordt ontbonden, opgezegd of niet wordt verlengd. De werknemer heeft geen recht op de transitievergoeding als het dienstverband is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.

Het kan ook voorkomen dat niet de werknemer maar juist de werkgever ernstig verwijtbaar handelt, bijvoorbeeld door de werknemer ten onrechte op staande voet te ontslaan of het dienstverband op een andere manier niet rechtsgeldig op te zeggen. In die situaties kan de werknemer, náást de transitievergoeding, verzoeken om de toekenning van een billijke vergoeding. Over de hoogte van de billijke vergoeding zegt de wet niets. Het is aan de rechter om de billijke vergoeding vast te stellen, waarbij de rechter rekening moet houden met de uitzonderlijke omstandigheden van het geval.

U zult begrijpen dat de introductie van de billijke vergoeding in de praktijk vele vragen oproept. Inmiddels heeft onze hoogste rechterlijke instantie, de Hoge Raad, zich over deze vragen uitgelaten.

Wat was er aan de hand? Werknemer ontslagen zonder instemming en zonder toestemming UWV

De procedure ging om het ontslag van een kapster, die al sinds 1989 in dienst was en slechts vier en een half uur per week in een kapsalon werkte. Sinds begin 2014 staat de arbeidsverhouding tussen de kapster en de werkgever onder druk en heeft de werkgever op verschillende manieren geprobeerd het dienstverband met de kapster te beëindigen, steeds zonder succes.
Na een discussie over de vakantie van de kapster in 2015 besluit de werkgever het dienstverband van de kapster op te zeggen. Een opzegging zonder instemming van de kapster of toestemming van het UWV, zodat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een rechtsgeldige opzegging van het dienstverband.

De wet biedt de kapster in deze situatie twee mogelijkheden:

  1. ze kan het ontslag vernietigen, met als gevolg dat haar dienstverband zou voortduren, of
  2. ze kan het ontslag accepteren en verzoeken om toekenning van een billijke vergoeding (naast de transitievergoeding).

De kapster doet het laatste en verzoekt een billijke vergoeding van € 57.699,07 bruto. Dit bedrag is berekend naar de situatie waarin zij tot haar pensioen bij de kapsalon zou hebben doorgewerkt.

Kantonrechter en hof kennen vergoeding van € 4.000,00 toe

De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld een billijke vergoeding van € 4.000,00 bruto aan de kapster te betalen, een veel lager bedrag dan zij had verzocht.

In hoger beroep heeft het hof de uitspraak van de kantonrechter bevestigd. Het hof overwoog daarbij dat de billijke vergoeding een bestraffend en afschrikwekkend karakter moet hebben en de werkgever ervan moet weerhouden om in de toekomst opnieuw ernstig verwijtbaar te handelen. Het hof achtte een billijke vergoeding van € 4.000,00 bruto kennelijk voldoende bestraffend voor deze kapsalon. Het hof houdt geen rekening met de gevolgen die het ontslag voor de kapster heeft, omdat de transitievergoeding al is bedoeld om deze gevolgen te ondervangen.

Hoge Raad oordeelt dat hoogte billijke vergoeding opnieuw moet worden berekend

De kapster kan zich niet vinden in de uitspraak van het hof en klaagt daarover bij de Hoge Raad. De kapster betwist dat de billijke vergoeding een bestraffend en afschrikwekkend karakter moet hebben en meent dat de billijke vergoeding als alternatief dient voor het vernietigen van de opzegging. Volgens de kapster moeten de gevolgen van het ontslag dus tot uitdrukking komen in de hoogte van de billijke vergoeding, net als de lengte van het dienstverband.

De Hoge Raad overweegt dat de billijke vergoeding moet worden bepaald op een wijze die aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Het stelsel van de WWZ verzet zich er niet tegen dat daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van het ontslag voor de werknemer, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt. Aangesloten kan worden bij het loon dat de werknemer nog zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Welke duur van het dienstverband daarbij in aanmerking moet worden genomen, hangt af van de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen en op welke termijn dit had mogen gebeuren. Daarnaast is relevant of de werknemer inmiddels nieuw werk heeft gevonden.

Uiteindelijk gaat het er volgens de Hoge Raad om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de billijke vergoeding een specifiek bestraffend karakter heeft, zodat met dat element geen rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding.

Bij de vaststelling van de aan de kapster toegekende billijke vergoeding van € 4.000,00 bruto is volgens de Hoge Raad dus ten onrechte geen rekening gehouden met de gevolgen die het ontslag voor de kapster heeft. De Hoge Raad stuurt de zaak terug naar een ander hof, dat de hoogte van de billijke vergoeding opnieuw zal moeten bepalen.

Meer informatie over de billijke vergoeding?

Heeft u vragen over de uitspraak van de Hoge Raad over de billijke vergoeding? Of wilt u advies over het beëindigen van het dienstverband van één van uw werknemers? Neem dan gerust contact met mij op.