Als dit niet mogelijk is en de ontwikkelingsbedreiging kan niet met een andere maatregel afgewend worden, kan de rechter besluiten tot een machtiging voor een uithuisplaatsing. In dat geval wordt het betreffende kind ondergebracht in een pleeggezin of in een residentiële instelling (een tehuis).

Ook kan de rechter op verzoek van een van de directe familieleden van het kind of op verzoek van het OM overgaan tot de ontheffing of de ontzetting uit ouderlijk gezag van een van de ouders (of beiden). De laatste twee maatregelen worden in de meeste gevallen gevolgd door het overdragen van het gezag aan een voogdijinstelling.

Ondertoezichtstelling

Als het thuis niet goed gaat, kan de kinderrechter een ondertoezichtstelling (OTS) uitspreken. Dat gebeurt op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming die eerst onderzoek doet naar de situatie thuis.

Beslist de kinderrechter dat er een OTS komt, dan kan hij hulpverlening opleggen. Je krijgt dan een jeugdbeschermer (gezinsvoogd). De jeugdbeschermer gaat met je uitzoeken welke hulp noodzakelijk is. Soms blijft je kind gewoon thuis wonen tijdens een OTS. Maar in andere gevallen kan de jeugdbeschermer het nodig vinden dat je kind ergens anders gaat wonen. In dat geval vraagt de jeugdbeschermer bij de kinderrechter om een machtiging uithuisplaatsing.

twee soorten uithuisplaatsingen

vrijwillige en gedwongen uithuisplaatsing

Vrijwillige uithuisplaatsing

De vrijwillige uithuisplaatsing duurt zolang je als ouders denkt dat het nodig is. Het kan gebeuren dat jij en je kind het niet met elkaar eens zijn. 

Soms is de hulpverlening het niet eens met het besluit om bijvoorbeeld langer ergens uit huis geplaatst te worden. In die gevallen kan de hulpverlener aan de Raad voor de Kinderbescherming vragen om te onderzoeken of het nodig is om een OTS uit te spreken of dat de uithuisplaatsing nog langer moet duren. 

De kinderrechter beslist uiteindelijk hierover.

Gedwongen uithuisplaatsing

De kinderrechter beslist hoe lang de plaatsing duurt, dat heet een machtiging. Deze machtiging mag in ieder geval niet langer dan een jaar duren. Na een jaar moet er altijd opnieuw gekeken worden of de uithuisplaatsing nog nodig is. Aan het einde van de machtiging zijn er twee mogelijkheden. De kinderrechter beslist:

  1. dat je kind terug naar huis mag;
  2. verlengt de machtiging, tot maximaal een jaar.

De instelling waar de uithuisplaatsing is, mag niet zelf beslissen dat je kind langer moet blijven. Als de machtiging ophoudt, dan moet de hulpverlener van Jeugdbescherming de kinderrechter altijd vragen om verlenging. Ook bij een verlenging word je als ouders en vaak ook je kind opgeroepen om te verschijnen bij de zitting en jouw mening te geven. Pas daarna beslist de kinderrechter of hij/zij de machtiging verlengt.

Verweer voeren tegen verzoek tot het treffen van kinderbeschermingsmaatregelen

Als je te maken krijgt met kinderbeschermingsmaatregelen heeft dit grote impact op jou als ouder, op jouw kind(eren) en op je gezin. Het is niet altijd zo dat een kinderbeschermingsmaatregel de juiste weg is. Als ouder kun je tegen het verzoek tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel verweer voeren. Ook kun je in het kader van de uitvoering van een maatregel te maken krijgen met een conflict met de gezinsvoogd of de andere gezaghebbende ouder.

waarom onze advocaten familierecht inschakelen?

Onze advocaten familierecht zijn uitstekend in staat je te begeleiden bij het indienen van een verzoek tot het treffen van een kinderbeschermingsmaatregel, dan wel het voeren van verweer daartegen.

Ook kunnen wij je begeleiden en adviseren tijdens de duur van een maatregel, bijvoorbeeld als je een conflict krijgt met de gezinsvoogd/de andere gezagsouder of als je de maatregel eerder beëindigd wilt zien.

misschien ook interessant voor jou