Binnenkort wordt in de Tweede Kamer een wetsvoorstel besproken dat de alimentatieverplichting doet wijzigen. Zo gaat de duur van de alimentatieverplichting omlaag, wijzigt de grondslag van de partneralimentatie en de indexering van de alimentatie wordt afgeschaft. Tenminste, dat is het voorstel van VVD, PvdA en D66.

De voorgestelde wijzigingen in een notendop

De duur van de alimentatieverplichting gaat omlaag. Nu bedraagt deze maximaal 12 jaar na huwelijksontbinding, of bij een kinderloos huwelijk korter dan 5 jaar, maximaal de duur van dat huwelijk. Het wetsvoorstel wil de duur beperken tot maximaal de helft van het aantal huwelijksjaren, met een maximum van 5 jaar. Bij kinderloze huwelijken korter dan 3 jaar is er geen alimentatieverplichting. De wet maakt een uitzondering voor alimentatiegerechtigden die langer dan 15 jaar gehuwd zijn geweest en nog gedurende maximaal 10 jaar geen aanspraak kunnen maken op AOW. In die gevallen duurt de verplichting tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. 

Verminderde verdiencapaciteit

Ook de grondslag voor het opleggen van partneralimentatie verandert in het voorstel en wordt wettelijk vastgelegd. Nu is de grondslag, die overigens niet in de wet staat, de voortdurende lotsverbondenheid tussen echtgenoten. Dus met andere woorden: je verbindt je lot aan elkaar door het huwelijk en dat blijft nog gedurende maximaal 12 jaar na het huwelijk doorwerken. De initiatiefnemers willen dat de grondslag de door het huwelijk verminderde verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde wordt. Met andere woorden, als een echtgenoot bij het einde van het huwelijk een lager inkomen heeft dan de eigen verdiencapaciteit bij aanvang van het huwelijk, kan deze aanspraak maken op een bijdrage van de andere echtgenoot in de kosten van het eigen levensonderhoud. Als er kinderen onder de 12 jaar zijn, dan gelden iets ruimere regels, maar ook dan is de eigen verdiencapaciteit voor het huwelijk van de alimentatiegerechtigde bepalend. 

Hoe te bewijzen?

Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het lagere inkomen wel een gevolg moet zijn van de tijdens huwelijk gemaakte keuzes. Dit zal de alimentatiegerechtigde met een bewijsprobleem opzadelen, want hoe bewijs je dat een lager inkomen het gevolg is van de keuzes die tijdens huwelijk gemaakt zijn ten aanzien van de invulling van gezin en carrière? En hoe zal de rechter omgaan met de stelling van een alimentatieplichtige die zegt dat het niet zijn keuze maar alleen die van zijn echtgenote was om minder te gaan werken? 

 

Afschaffing indexering alimentatie

Verder wordt de indexering van alimentatie afgeschaft en wordt in de wet opgenomen dat aan partijen de vrijheid toekomt om samen van de wet afwijkende afspraken te maken. Deze vrijheid hebben partijen nu ook al, omdat de wetgeving over partneralimentatie geen dwingend recht is. Wel nieuw is dat de initiatiefnemers voorstellen om in de wet de mogelijkheid op te nemen dat al voor het huwelijk, bij huwelijkse voorwaarden, afspraken over partneralimentatie worden vastgelegd. 

 

Voor welke situaties gaan de nieuwe regels gelden?

De initiatiefnemers van dit wetsvoorstel (Kamerleden Van Oosten (VVD), Recourt (PvdA) en Berndsen (D66)) geven de voorkeur aan directe werking van de wet voor alle echtscheidingen die na de inwerkingtreding worden uitgesproken. Voor alle “oude” gevallen blijft de wetgeving zoals die nu luidt gelden, behalve als een verzoek tot wijziging wordt ingediend na de inwerkingtreding van de nieuwe wet. In dat geval moet dit verzoek worden beoordeeld volgens de nieuwe wet. 

 

Wat verandert er nu eigenlijk echt met de nieuwe wet?

In feite niet zoveel. Op basis van de huidige wetgeving kan de rechter al een kortere termijn vaststellen voor de duur van de alimentatieverplichting. Er wordt alleen weinig beroep gedaan op die mogelijkheid, al gebeurt het wel alsmaar meer. Ook is nu de eigen verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde al relevant voor de hoogte van de maximaal vast te stellen alimentatie. In toenemende mate wordt van de alimentatiegerechtigde verwacht dat zij, in ieder geval op afzienbare termijn, in de kosten van het eigen levensonderhoud gaat voorzien. Dat de behoefte op dit moment nog naar maatstaven van de welstand tijdens het huwelijk wordt bepaald in plaats van naar de eigen verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde voor het huwelijk is daarbij slechts in uitzonderingsgevallen relevant. Immers, in veel gevallen is de draagkracht van de alimentatieplichtige beperkt en komt de rechter er dus niet aan toe een alimentatieverplichting naar maximale welstandsgerelateerde behoefte vast te stellen. Ook is bij alimentatieverplichtingen al meerdere keren binnen de 12-jaarstermijn geoordeeld dat sprake was van “verbleekte behoefte”. Hiermee wordt bedoeld dat door het verstrijken van de tijd minder een beroep kan worden gedaan op een welstandsgerelateerde behoefte. Vaak omdat de alimentatiegerechtigde haar levensstandaard aantoonbaar heeft moeten aanpassen aan een lager inkomen, maar ook omdat de rechtspraak in toenemende mate lijkt te vinden dat de lotsverbondenheid van het huwelijk niet onverminderd doorwerkt in de 12 jaar na het huwelijk. 

 

Bespreek de partneralimentatie al voor het huwelijk

De initiatiefnemers willen blijkens de Memorie van Toelichting graag dat mensen zich bewust worden van de gevolgen van de keuzes die zij tijdens het huwelijk, en eventueel al bij het aangaan daarvan, maken. Mede om die reden is dus ook nieuw dat in de wet expliciet wordt opgenomen dat partijen al voorafgaand aan het huwelijk afspraken kunnen maken over de partneralimentatie voor het geval het huwelijk door echtscheiding eindigt. Binnenkort zal het wetsvoorstel worden besproken in de Tweede Kamer. Ik houd u natuurlijk op de hoogte van de uitkomst. 

Oorspronkelijke auteur: Myrna van Wijk (sinds 1 januari 2017 niet meer werkzaam bij RWV Advocaten)