Het vertrouwensbeginsel behoort tot de ongeschreven regels van goed bestuur. Hoofdregel is dat u mag vertrouwen op uitlatingen en uitgaan van gedragingen van de ambtenaar die kennis van zaken heeft. De toepassing van dat beginsel was tot deze zomer beperkt omdat de toezegging afkomstig moest zijn van het bevoegde bestuursorgaan, en dat was natuurlijk niet de ambtenaar die de toezegging had gedaan. Deze regel, waar de bevoegdheidsverdeling in het bestuur leidend is, geldt niet meer. Nu bepaalt u, als redelijk denkende burger, of er wel of geen sprake is van een toezegging.

Wijziging in rechtspraak: bepalend wat burgers denken

De argumenten dat de toezegging niet schriftelijk was of dat de brief niet door de juridisch bevoegde persoon ondertekend was (bijvoorbeeld omdat de toezegging van een wethouder kwam terwijl het besluit door het College van Burgemeester en Wethouders gezamenlijk genomen had moeten worden) gaan niet meer op.

De Raad van State heeft geoordeeld dat er een verschuiving nodig was“van het bestuurlijke naar het burgerperspectief”. Vanaf nu gaat het erom hoe u als burger de uitlating opvat en niet of de ambtenaar wel of niet bevoegd was.

In de woorden van de Raad van State:"Om aan te nemen dat een toezegging is gedaan, dient degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk te maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.”

Met andere woorden: u mag dus afgaan op uitlatingen wanneer deze afkomstig zijn van een ambtenaar die verstand heeft van het concrete geval, ongeacht of deze ook juridisch bevoegd is. Dus, bijvoorbeeld, de informatiebalie medewerkers kunnen geen toezeggingen doen over bouwvergunningen, evenmin als de jeugdzorgambtenaar, maar de handhavingsambtenaar, die zegt dat er geen dwangsom wordt opgelegd voor het illegale tuinhek, wél.

Stappenplan succesvol beroep op toezeggingen overheid

Voor een succesvol beroep op toezeggingen van de overheid, dient u de volgende drie stappen te doorlopen.

  1. Is er een toezegging? 
    Er moet sprake zijn van een welbewuste standpuntbepaling in het concrete geval. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. De overheid kan dit niet met een algemene disclaimer voorkomen (dus geen ‘kleine letters’), maar toezeggingen kunnen niet in strijd zijn met de wet (een ambtenaar kan niets illegaals toezeggen).
  2. Komt de toezegging van de overheid? 
    Dit is het geval als de ambtenaar in uw ogen kennis van zaken heeft.
  3. Welk belang weegt zwaarder? 
    Als u stap 1 en 2 heeft genomen, is er een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel, maar dit betekent niet dat de zaak daarmee is opgelost. Besturen betekent namelijk het wikken en wegen van tegenstrijdige belangen: bijna altijd is wat goed is voor de een, is slecht voor de ander. Zo kost een subsidie de overheid geld, een bouwvergunning irriteert de buurman en een boete verzekert naleving van de regels. Dus om ook daadwerkelijk het toegezegde te verkrijgen “moeten er geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan”  zoals de Raad van State stap 3 omschrijft.

Vertouwensbeginsel 2.0

Nu de oude regel, waarin de verdeling van de bestuursbevoegdheid centraal stond, niet meer geldt, is het mijn hoop en overtuiging, dat het tot betere rechten zal leiden voor u als burger nu u op basis van uitlatingen van ambtenaren kunt handelen.

Wilt u weten wat uw rechten als burger zijn?

Wilt u meer weten over het vertrouwensbeginsel of over uw rechten ten opzichte van de overheid in het algemeen? Neem gerust contact op met mij of een van de overige bestuursrechtspecialisten van RWV.