In een recent artikel “Gemeente Noordwijk start handhavingsprocedure om oneigenlijk gebruik van bollenvelden tegen te gaan”, hebben wij met u de stappen van een handhavingstraject doorlopen. In dit artikel doen we een stapje terug en gaan wij nader in op wat er vooraf gaat aan het nemen van een besluit om tot handhaving over te gaan. Daarbij besteed ik specifiek aandacht aan de aspecten waar het bevoegde bestuursorgaan rekening mee dient te houden bij het nemen van een handhavingsbesluit, welke rol de zogenaamde ‘beginselplicht tot handhaving’ daarbij speelt en welke uitzonderingen er zijn.

Vermoeden dat er sprake is van een overtreding

De aanleiding voor een handhavingstraject is een vermoeden bij het bevoegde bestuursorgaan, meestal het college van burgemeester en wethouders, dat er sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift, zoals neergelegd in bijvoorbeeld een bestemmingsplan. Dit vermoeden kan op verschillende wijzen ontstaan. Het kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een (grootschalig) handhavingsproject, waarbij meerdere percelen die aan bepaalde criteria voldoen worden onderzocht, maar het kan ook ontstaan doordat iemand een handhavingsverzoek heeft ingediend bij het college. Dit kan bijvoorbeeld gedaan zijn door een buurman die zich afvraagt of de paarden op het land naast zijn perceel daar wel mogen staan of door een belangenvereniging die zich afvraagt of de aanwezigheid van bijvoorbeeld een caravan of een agrarisch gebouw op een bepaald stuk grond niet in strijd is met het bestemmingsplan.

Beginselplicht tot handhaving

Wanneer een bestuursorgaan een handhavingsverzoek ontvangt, is het in principe verplicht om daar een besluit over te nemen, ongeacht of het wil handhaven of niet. Dit noemt men ook wel de ‘beginselplicht tot handhaving’.

Voordat het college een besluit neemt om handhavend op te treden, wordt uw perceel eerst bezocht door een toezichthouder. Soms wordt u als perceeleigenaar voorafgaand aan het bezoek bericht, maar meestal zijn deze bezoeken onaangekondigd. De toezichthouder verwerkt zijn bevindingen vervolgens in een rapport, vaak voorzien van foto’s.

Het kan zijn dat een bezoek in verband met een mogelijke overtreding rauw op uw dak valt. Dit omdat u niet op de hoogte bent dat u mogelijk in strijd met het geldende bestemmingsplan hebt gebouwd op het perceel. Of dat het gebruik van het perceel in strijd is met bijvoorbeeld de daarop rustende bestemming. Het kan zijn dat u uw stuk grond, of een deel daarvan, bijvoorbeeld al jaren als paardenweide of als tuin gebruikt, of er een caravan of agrarisch gebouw op hebt staan.

Niet alleen zijn de kosten om het perceel terug te brengen in de oude staat zijn vaak hoog, maar ook het onderbrengen van de dieren die op het perceel werden gehouden, brengt de nodige kosten met zich mee. Als u deze kosten niet kunt dragen of wanneer u geen ruimte hebt om de dieren elders onder te brengen, zult u wellicht ineens gedwongen afscheid moeten nemen van uw dieren.

Handhaven na jaren van niet handhaven: onaangename verrassing

Logischerwijs roept ook het overgaan tot handhaven na jaren van niet handhaven (gedogen), vaak veel onbegrip op en vraagt u zich natuurlijk af of dit überhaupt wel mag. Het antwoord op deze laatste vraag is: ja. Ook al is het bevoegde bestuursorgaan al jaren op de hoogte van de betreffende situatie, maar heeft het hier nooit actie tegen ondernomen, de bevoegdheid om op een dag alsnog over te gaan tot handhaven, blijft bestaan. Zo oordeelt ook de Raad van State: “het enkele tijdsverloop is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college in redelijkheid van handhavend optreden had behoren af te zien”.

Hierbij is het belangrijk om in ogenschouw te nemen dat er verschillende vormen van gedogen zijn.

Gedogen

Gedogen is het niet optreden tegen een geconstateerde overtreding en komt in verschillende vormen voor. Als het college bijvoorbeeld wel op de hoogte is van de overtreding, maar niet handhaaft, dan wordt de situatie impliciet of stilzwijgend gedoogd. Een reden om een overtreding impliciet te gedogen is bijvoorbeeld dat handhaving van die specifieke overtreding geen prioriteit heeft voor het college. Zoals hierboven al aangegeven, wil impliciet gedogen echter niet zeggen dat er niet op een dag alsnog kan worden gehandhaafd. Ook wanneer deze impliciete vorm van gedogen ten einde komt, is gedogen in uitzonderlijke gevallen alsnog mogelijk. Het gaat dan echter wel om een andere vorm van gedogen, namelijk expliciet gedogen.

Het expliciet gedogen van een overtreding door het college, is in verband met de beginselplicht tot handhaving slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk en wordt daarom beperkt in omvang en/of tijd. Een gedoogbesluit wordt door het college expliciet en na een zorgvuldige kenbare belangenafweging genomen. Dit dient schriftelijk te gebeuren, zodat het besluit onderhevig is aan controle. Een gedoogbesluit is dus echter geen vrijbrief waarmee de overtreding permanent in stand mag blijven: ook met een gedoogbesluit dient u alsnog binnen een gelimiteerde termijn een einde aan de betreffende overtreding te maken. Daarom wordt in een gedoogbesluit expliciet een gedoogtermijn opgenomen. Hoe lang deze termijn duurt, verschilt per kwestie.

Uitzonderingen op de beginselplicht tot handhaving

Mocht er inderdaad sprake zijn van een overtreding, en wordt deze niet (meer) gedoogd, dan zijn er nog twee uitzonderingssituaties op de eerder genoemde beginselplicht tot handhaving. Wanneer sprake is van deze bijzondere omstandigheden, ziet het bestuursorgaan af van handhaving.

1. Legalisatie

Voordat er wordt overgegaan tot handhaving, is het bevoegde bestuursorgaan verplicht om te onderzoeken of er een mogelijkheid bestaat om de feitelijke situatie te legaliseren. Dit houdt in dat de feitelijke situatie niet langer een overtreding is, door bijvoorbeeld alsnog een (omgevings)vergunning te verlenen voor de bebouwing of het gebruik. Van belang is dat er concreet zicht is op legalisatie. Dit wil zeggen dat legalisatie op korte termijn moet kunnen worden gerealiseerd.

In het kader van legalisatie van het oneigenlijk gebruik van bollengrond, dient het bevoegde bestuursorgaan bijvoorbeeld rekening te houden met of de betreffende percelen daadwerkelijk in economisch en technisch opzicht nog geschikt zijn voor bollenteelt. Hierbij speelt onder andere de bruikbaarheid van het perceel als bollengrond een belangrijke rol.

2. Evenredigheid

Waar ook naar gekeken moet worden door het bevoegde bestuursorgaan, is de evenredigheid. Met andere woorden: als de handhavingsmaatregelen zodanig onevenredig zijn in verhouding tot het daarmee te dienen belang, dan behoort in het concrete geval te worden afgezien van handhaving. De Raad van State heeft dit in deze uitspraak als volgt verwoord: “Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.”

Besluit tot handhaving

Wanneer het hiervoor genoemde traject is doorlopen en het bevoegde bestuursorgaan besluit om over te gaan tot handhaving, dan ontvangt u eerst een vooraankondiging, waarin u de gelegenheid wordt geboden om de betreffende overtreding alsnog ongedaan te maken. Wat u tegen deze vooraankondiging kunt doen, kunt u lezen in ons eerder gepubliceerde artikel.

Heeft u vragen over een handhavingstraject?

Wanneer het bevoegde bestuursorgaan besluit om over te gaan tot handhaving , wil dit echter nog niet zeggen dat dit ook de juiste keuze is of dat de juiste afwegingen zijn gemaakt. Zit u momenteel in de beginfase van een handhavingstraject of wilt u advies over een handhavingstraject? Neem dan gerust contact op met mij of één van de bestuursrechtadvocaten. Wij helpen u graag verder.