Achterstallige pensioenpremies en de verjaringstermijn
Met grote regelmaat wordt jurisprudentie gepubliceerd waarin de discussie over de geldende verjaringstermijn in geval van achterstallige pensioenpremies centraal staat. Veel van deze zaken komen voort uit een geschil over de vraag of een onderneming verplicht moet deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds. Wordt deze vraag bevestigend beantwoord, dan rijst de vraag of op de vordering tot achterstallige pensioenpremies een verjaringstermijn van vijf jaar of van twintig jaar van toepassing is.
Ga uit van een verjaringstermijn van vijf jaar
In lagere rechtspraak is op deze vraag verschillend beslist, terwijl door een hogere rechter nog geen uitsluitsel is gegeven. De discussie zal dus nog wel even voortduren, maar naar onze overtuiging dient te worden uitgegaan van een verjaringstermijn van vijf jaar.
De gevorderde premies zijn aan te merken als periodieke vorderingen en in de wet (artikel 3:308 BW) is bepaald dat alle periodieke vorderingen die betaalbaar zijn bij het jaar of een kortere termijn, verjaren door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag volgend op de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden. Deze bepaling heeft betrekking op de uit eenzelfde rechtsbetrekking voortvloeiende verplichting van de schuldenaar om periodiek bedragen aan de schuldeiser te betalen en geldt, naar onze mening, ook voor vorderingen tot betaling van premies die voortvloeien uit de verplicht gestelde deelneming in een bedrijfstakpensioen-fonds.
Laat u niet onder druk zetten door een bedrijfstakpensioenfonds
Indien u over dit onderwerp in discussie met een bedrijfstakpensioenfonds raakt, laat u zich dan niet onder druk zetten door de stelling dat u over de een periode van twintig jaar achterstallige pensioen-premies moet voldoen. Uiteraard kunnen wij u hiermee van dienst zijn.
Meer informatie?
Heeft u een vraag over pensioen, stel ze gerust aan onze pensioenrechtadvocaten. Zij behandelen pensioenvraagstukken op alle voorkomende rechtsgebieden, zoals arbeidsrecht, ondernemingsrecht, familierecht, algemeen vermogensrecht, faillissementsrecht, het verzekeringsrecht en het bestuursrecht.