In een recent door ons behandelde procedure heeft de kantonrechter te Gouda een premievordering van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid afgewezen. De kantonrechter volgde het door ons gevoerde verweer dat de vordering door verloop van vijf jaren was verjaard.

In lijn met eerdere uitspraken overwoog de kantonrechter dat alle periodieke vorderingen, die betaalbaar zijn bij het jaar of een kortere termijn, verjaren door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag volgende op die, waarop de vordering opeisbaar is geworden. Onbekendheid met de hoogte van een vordering verhindert de verjaring van die vordering niet.

 

Uit de bepalingen in het Uitvoeringsreglement en de CAO-Bter blijkt dat de door de werkgever per loonperiode te betalen premies veertien dagen na afloop van die loonperiode opeisbaar zijn. Nu van enige stuitingshandeling binnen een periode van vijf jaren na het opeisbaar worden van de premies niet is gebleken, is de premievordering verjaard.

 

De uitspraak van 24 september 2015 is (nog) niet gepubliceerd.

Meer aandacht heeft de uitspraak van de kantonrechter te Utrecht d.d. 5 oktober 2015 gekregen. Ook in deze zaak wordt uitgegaan van een verjaringstermijn van vijf jaar, maar het opmerkelijke in deze uitspraak is dat wordt overwogen dat de verjaringstermijn van vijf jaren er niet aan in de weg staat om premiebetaling te vorderen over een veel langere achterliggende periode.

 

De reden hiervoor is dat het pensioenfonds op het moment dat zij bekend raakt met de onderneming gerechtigd is de premies over de achterliggende jaren vast te stellen en de hieruit voortvloeiende premievordering eerst op dat moment opeisbaar wordt.Of deze zienswijze van de kantonrechter te Utrecht navolging zal vinden, wagen wij te betwijfelen. De Hoge Raad heeft namelijk eerder geoordeeld dat pensioenaanspraken van rechtswege ontstaan op het moment dat sprake is van een verplichte deelneming. Deze lijn volgend, zijn wij van mening dat de pensioenpremies opeisbaar worden vanaf het moment dat de werkgever onder de verplichtstelling viel, ongeacht of het pensioenfonds op dat moment met de opeisbare vordering bekend is.

 

We wachten de uitspraak in hoger beroep met veel interesse af en houden u uiteraard op de hoogte.

 

Onderzoek of uw onderneming onder de werkingsfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds valt

 

Ongeacht de uitkomst van dit hoger beroep adviseren wij u om (regelmatig) onderzoek te verrichten of uw onderneming valt onder de werkingssfeer van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. 

 

 

Heeft u een vraag over pensioen, stel ze gerust aan onze pensioenrechtadvocaten

Zij behandelen pensioenvraagstukken op alle voorkomende rechtsgebieden, zoals arbeidsrecht, ondernemingsrecht, familierecht, algemeen vermogensrecht, faillissementsrecht, het verzekeringsrecht en het bestuursrecht.