Met enige – en steeds grotere - regelmaat krijg ik vragen over publicaties op internet: rechtzoekenden die te maken krijgen met artikelen, filmpjes, tweets of andersoortige openbare uitingen, die zij onjuist en/of beschadigend achten. Was het vroeger vaak het motto: maak het niet groter dan het is en wacht tot de storm overwaait. Tegenwoordig blijven dergelijke publicaties op internet vindbaar en is de bereidheid om er actie tegen te ondernemen groter.

Iemand aanklagen wegens smaad en laster

Op het moment dat met een openbare uiting opzettelijk iemands eer of goede naam wordt aangetast, kan er sprake zijn van smaad. Ook al is het waar. Als degene die het publiceert weet dat het niet waar is, dan levert die publicatie laster op. Smaad en laster zijn strafbare feiten en u kunt dan ook aangifte doen.

Publicatie laten verwijderen of rectificeren

Maar goed, ook al zou de aangifte tot vervolging en veroordeling leiden, daarmee is de publicatie nog niet verwijderd of gerectificeerd. Als u verwijdering, rectificatie en/of schadevergoeding wilt, zult u daar zelf maatregelen voor moeten nemen. U kunt de persoon die verantwoordelijk is aanspreken of in sommige gevallen de internetproviders. U kunt uiteraard ook een kort geding of een procedure starten om de publicatie te laten verwijderen of rectificeren.

Wat nu als de publicatie in het buitenland is geplaatst?

Of als de persoon die verantwoordelijk is voor de publicatie in het buitenland woont of gevestigd is? Moet u dan in het buitenland naar de rechter?

Normaal gesproken wel, maar u kunt in dit soort gevallen bij de Nederlandse rechter terecht. In 2011 heeft het Hof van Justitie voor de Europese Unie bepaald dat procedures over onrechtmatige publicaties op het internet ook kunnen worden gestart voor de rechter waar zich het ‘centrum van zijn belangen’ bevindt. In de meeste gevallen is dat de woonplaats van degene die door de publicatie is getroffen.

Hetzelfde geldt voor rechtspersonen

In een recente uitspraak heeft het Hof bepaald dat ook bedrijven van deze regel gebruik kunnen maken. Het ging hier om een bedrijf uit Estland dat voornamelijk in Zweden opereerde en in Zweden op een ‘zwarte lijst’ was geplaatst wegens vermeende dubieuze handelspraktijken. Voor de rechter in Estland werd rectificatie en schadevergoeding gevorderd. Nu het Estse bedrijf hoofdzakelijk in Zweden werkzaam was, was het centrum van haar belangen niet in Estland, maar in Zweden gelegen en was de rechter in Estland niet bevoegd.