In een eerder artikel gingen we in op de vraag of specifiek het verspreiden van desinformatie een zodanig integriteitsrisico oplevert voor de bank dat opzegging of weigering gerechtvaardigd is. Zolang bij verspreiders van desinformatie geen concrete verdachte transacties of strafbare feiten worden geconstateerd, zal opzegging of weigering door de bank bij de rechter doorgaans niet standhouden. Maar wanneer is er wel sprake van een te hoog integriteitsrisico? En levert een te hoog integriteitsrisico de bank voldoende grond op voor opzegging of weigering?

Hoogte integriteitsrisico afhankelijk van ondernemingsactiviteiten klant, niet uitsluitend van branche waarin hij werkzaam is

De hoogte van het integriteitsrisico dat aan de klant is verbonden, is onder meer afhankelijk van de aard, bedrijfsvoering en handelingen van de klant. Kan het vertrouwen in de bank of in de financiële markten worden geschaad, dan is sprake van integriteitsrisico’s. Of de integriteitsrisico’s in een specifiek geval ook daadwerkelijk onaanvaardbaar (ofwel ‘te hoog’) zijn, hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit de rechtspraak volgt dat onder andere het frequent uitvoeren van transacties met (grote bedragen) contant geld, zonder duidelijkheid te verschaffen omtrent de herkomst van dat geld, tot een te hoog integriteitsrisico kan leiden en de bank een opzeggings- of weigeringsgrond kan geven.

In de praktijk komt het geregeld voor dat bepaalde klanten worden geweerd omdat zij werkzaam zijn in een door banken aangemerkte integriteitsgevoelige branche. Voorbeelden zijn branches die gericht zijn op vastgoed, trustdiensten of cryptocurrency. Het enkele feit dat de klant in een integriteitsgevoeligere branche werkzaam is, leidt op zichzelf echter niet tot een te hoog integriteitsrisico en levert dus onvoldoende grond op voor opzegging of weigering. De bank zal elke (potentiële) klant individueel op (eventuele) (te hoge) integriteitsrisico’s moeten beoordelen.

Een te hoog integriteitsrisico levert onder omstandigheden een opzeggingsgrond op...

Is er sprake van een te hoog integriteitsrisico, dan is de bank onder omstandigheden bevoegd een relatie op te zeggen. Aan de opzegging moet in dat geval een belangenafweging vooraf zijn gegaan. Uit de afweging moet voldoende blijken dat het belang van de bank bij opzegging van de relatie zwaarder weegt dan het belang van de klant bij instandhouding ervan.

In het algemeen geldt dat de klant een zwaarwegend belang heeft, omdat de toegang tot het betalingsverkeer cruciaal is voor deelname aan het financiële (en daarmee commerciële en maatschappelijke) verkeer. Blijkt dat de klant een zwaarwegender belang heeft, dan handelt de bank in strijd met haar (bijzondere) zorgplicht als zij de relatie opzegt. De rechter kan daaraan de consequentie verbinden dat de bank verplicht is de relatie met de klant voor een bepaalde tijd voort te zetten (bijvoorbeeld totdat de klant elders een bankrekening heeft geopend). Ook kan de bank worden veroordeeld tot het vergoeden van de door de (onrechtmatige) opzegging geleden schade.

...maar een integriteitsrisico is niet altijd genoeg voor een opzegging: Viruswaarheid/ING

In twee recente kort gedingprocedures tussen Viruswaarheid en ING was de contractuele relatie opgezegd door de bank. In het eerste kort geding had ING de relatie opgezegd omdat Viruswaarheid onder meer geen duidelijkheid zou hebben gegeven over een aan haar bestuurder verstrekte geldlening. Door de handelwijze van Viruswaarheid zou ING geen toereikend KYC/CDD-onderzoek hebben kunnen uitvoeren, waardoor instandhouding van de relatie met Viruswaarheid tot onaanvaardbare integriteitsrisico’s zouden leiden.

De rechtbank ging niet mee in de argumentatie van ING en oordeelde dat het belang van Viruswaarheid bij tijdelijke voortzetting van de bancaire relatie met ING zwaarder woog dan het belang van ING bij handhaving van de opzegging. Volgens de voorzieningenrechter zou toegang tot het bancaire systeem voor Viruswaarheid van wezenlijk belang zijn. Er bestonden bovendien geen concrete indicaties voor witwassen of andere strafbare feiten. ING zou daarom een gering risico lopen als de relatie nog tijdelijk zou voortduren. De rechter verplichtte ING om de relatie met Viruswaarheid voor de duur van vier maanden te continueren.

Een maand voor het einde van de door de voorzieningenrechter bevolen termijn, kondigt ING wederom aan de relatie met Viruswaarheid op te zeggen. De bank voert hierbij dezelfde gronden aan als bij haar initiële opzegging. Deze tweede opzegging was aanleiding voor een tweede kort geding.

Ook in dit geval valt de belangenafweging in het voordeel van Viruswaarheid uit. Daarbij is van belang dat er in de afgelopen vier maanden geen concrete indicaties voor witwassen of andere strafbare feiten zijn gebleken. Bovendien weigeren andere banken steevast om aan Viruswaarheid een rekening ter beschikking te stellen. Hierdoor zou Viruswaarheid haar activiteiten niet meer kunnen uitvoeren. Die afwijzingen en de opzeggingen door ING wekken volgens de rechter de indruk dat banken niet graag met Viruswaarheid geassocieerd worden. In dit verband wijst de voorzieningenrechter op een recent artikel in het NRC. Dat ING zich niet met de ideologie en activiteiten van Viruswaarheid kan verenigen, zou volgens de rechtbank niet een blokkering van de rekening rechtvaardigen. De opzegging houdt dus geen stand.

Daarnaast loopt tussen partijen een bodemprocedure waarin de rechter moet oordelen over de rechtmatigheid van de initiële opzegging door ING. Dat ING de contractuele relatie in principe rechtsgeldig kan beëindigen na afloop van de bevolen termijn, sluit volgens de voorzieningenrechter nog niet uit dat de bodemrechter zal oordelen dat de bank toch gehouden is een rekening aan Viruswaarheid aan te bieden. ING wordt daarom veroordeeld om de relatie voort te zetten voor de duur van de bodemprocedure, op voorwaarde dat Viruswaarheid de door haar oorspronkelijk aangezegde zittingsdatum naar voren haalt. Hierdoor wordt voorkomen dat Viruswaarheid de bodemprocedure zo ver mogelijk voor zich uit kan schuiven en zodoende de bankrelatie zo lang mogelijk in stand kan houden.

Weigering aangaan bancaire relatie (wegens te hoog integriteitsrisico) ook niet altijd geoorloofd

Een integriteitsrisico vormt op zichzelf geen weigeringsgrond. In plaats daarvan moet de bank haar KYC/CDD-onderzoek juist afstemmen op het risico van de (potentiële) klant (art. 3 lid 8 Wwft). Als de bank weigert een rekening voor een onderneming te openen, dan beroept zij zich in de praktijk doorgaans op haar contractsvrijheid. Dikwijls worden integriteits- en/of reputatierisico’s als achterliggende reden(en) genoemd.

De bank heeft een zekere mate van contractsvrijheid als het om zakelijke partijen gaat. Zij mag in beginsel zelf bepalen met welke bedrijven zij wel of niet een contractuele relatie aangaat. De contractsvrijheid van de bank is echter niet onbegrensd. Onder bijzondere omstandigheden is de bank verplicht een rekening te openen voor een onderneming die daarom vraagt. Voorbeelden daarvan zijn twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam uit november 2019 en juni 2021.

Weigert uw bank een zakelijke rekening te openen of dreigt uw bank de relatie met uw onderneming op te zeggen?

Weigert de bank een rekening voor uw onderneming te openen of zegt uw bank de relatie op? Neem gerust contact op met ons Keep Your Bank-team. Wij adviseren (en zo nodig procederen) over zaken rondom (weigering en opzegging van) bankrelaties.