In mijn artikel “Hoe hoog of hoe laag is uw kinderalimentatie?” leg ik uit dat de richtlijnen voor het berekenen van kinderalimentatie sinds 1 april 2013 zijn aangepast. De Tremawerkgroep heeft onder invloed van de publieke opinie en de politiek gemeend nieuwe regels te moeten maken, die de rekenwijze inzichtelijker en gemakkelijker zouden moeten maken. Maar is dat gelukt?

Inmiddels is er de nodige ervaring opgedaan met de nieuwe richtlijn in de rechtspraak, zodat enigszins inzichtelijk is wat de invloed van de nieuwe spelregels is.

Behoefte van het kind

Zoals ook onder de oude richtlijn is de behoefte van uw kind afhankelijk van het netto gezinsinkomen voorafgaand aan uw scheiding en van de leeftijd van uw kind. Ook is van belang of een of meerdere kinderen tot uw gezin behoren. Hoe meer kinderen, hoe lager de kosten gemiddeld per kind.

Uit de Nibud tabel kunt u met behulp van het netto inkomen en de leeftijden van uw kinderen de kosten van uw kinderen aflezen. In de tabelbedragen is al rekening gehouden met de kinderbijslag, die ouders ontvangen voor hun kind(eren).

Kindgebonden budget

Waarmee geen rekening is gehouden in de tabel is het kindgebonden budget. Dit moet, als het ontvangen wordt, nog van de gevonden bedragen afgetrokken worden. Maar hoe weet u nou, voorafgaand aan uw echtscheiding, welk bedrag u of uw ex-partner na echtscheiding aan kindgebonden budget zal ontvangen? Dit zal geschat moeten worden.

Overigens zal zowel de kinderbijslag als het kindgebonden budget hoogstwaarschijnlijk binnenkort veranderen, als het wetsvoorstel voor de aanpassing van de zogenaamde kindregelingen door gaat. Per 1 januari 2015 betekent dit voor u als ouder in ieder geval een verlaging van de kinderbijslag en mogelijk ook van het kindgebonden budget.

Draagkracht van de (stief)ouders

Voor de draagkracht is ook het inkomen het uitgangspunt, maar dan het netto besteedbaar inkomen (NBI) per (stief)ouder na de scheiding. De behoefte van uw kind wordt naar rato van ieders draagkracht over de onderhoudsplichtigen verdeeld. Voor het bepalen van de draagkracht wordt de formule, die ik eerder al besprak, gebruikt. Om die formule te kunnen toepassen, moet eerst het NBI worden bepaald.

Hierover wordt veel discussie gevoerd in alimentatieprocedures. Want wat is bijvoorbeeld het inkomen van een ondernemer als het bedrijfsresultaat jaarlijks anders is of als er winst wordt opgepot in de onderneming? En wat als een ouder weinig werkt, maar de ander vindt dat hij/zij best meer zou kunnen werken? Met andere woorden: wat is de verdiencapaciteit van de onderhoudsplichtige?

Uit de rechtspraak blijkt dat de vaststelling van het inkomen afhankelijk is van allerlei feiten en omstandigheden, die per geval anders kunnen liggen. Op de vraag welk inkomen uitgangspunt moet zijn voor de toepassing van de formule is dan ook geen eenduidig antwoord te geven.

Zorgkorting

Zorgkorting is het bedrag dat de onderhoudsplichtige op zijn/haar aandeel in de kosten van het kind in mindering mag brengen in verband met de zorg die deze ouder zelf voor het kind draagt. Het is een percentage van de totale behoefte. De Tremarichtlijn stelt dat de zorgkorting in beginsel altijd minimaal 15% is, ongeacht of er een zorgregeling is, omdat het uitgangspunt is dat er een recht op en een plicht tot contact is.

Hierop kan volgens de Tremarichtlijn een uitzondering worden gemaakt als de zorgregeling niet nagekomen wordt. Uit de rechtspraak blijkt dat het in de meeste gevallen niet redelijk wordt gevonden om de zorgkorting toe te passen als er geen contact is tussen de onderhoudsplichtige ouder en het kind. De zorgkorting is immers bedoeld om de kosten te compenseren die de betreffende ouder maakt als het kind bij hem/haar verblijft of, om het om te keren, de kosten die de ouder bij wie het kind woont “uitspaart” door de zorgregeling in mindering te brengen op de bijdrage. Als er geen zorgregeling is, worden deze kosten niet gemaakt of uitgespaard.

De korting van 15% is volgens de richtlijn gebaseerd op een zorgregeling van gemiddeld een dag per week. Hiervan is al geen sprake bij een zorgregeling van een weekend per 14 dagen en de helft van de vakanties, dus uit de rechtspraak blijkt dat in de meeste gevallen een hogere zorgkorting dan de minimale 15% wordt toegepast.

Aanvaardbaarheidstoets

De Tremarichtlijn zegt over de aanvaardbaarheidstoets het volgende:

“Van een onaanvaardbare situatie is sprake indien de onderhoudsplichtige:

  • bij de vast te stellen bijdrage niet meer in de noodzakelijke kosten van bestaan kan voorzien,

of

  • van zijn inkomen na vermindering van de lasten minder dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm overhoudt.”

Hoe wordt in de rechtspraak omgegaan met extra lasten, boven de lasten die in de formule forfaitair worden bepaald? De Tremarichtlijn zegt dat als er geen discussie is tussen partijen over de extra lasten en het feit dat die invloed hebben op de draagkracht, hiermee rekening gehouden kan worden. Maar als er wel een discussie is, dan is volgens de richtlijn de enige uitweg een beroep op de aanvaardbaarheidstoets.

Stel, u betaalt nog de lasten van de gezamenlijke woning die maar niet verkocht wordt en die lasten zijn (al dan niet naast de lasten voor een nieuwe woning) hoger dan de 0,3 x NBI die in de formule verwerkt is. Of: u betaalt in uw eentje rente en aflossing op een gezamenlijke schuld, omdat uw ex-partner onvoldoende inkomen heeft om een deel van deze lasten te dragen.

De aanvaardbaarheidstoets wordt, zo blijkt uit de rechtspraak, zeer strikt toegepast. Het gaat alleen om de vraag of uw situatie voldoet aan een van de bovenstaande criteria. Niet om de vraag of het redelijk is dat u in uw eentje de gezamenlijke lasten voldoet en daarnaast ook nog eens bijdraagt in de kosten van de kinderen zonder dat met uw extra, onvermijdelijke, lasten rekening wordt gehouden. Want als het betalen van extra lasten er niet toe leidt dat u niet meer in staat bent de eigen noodzakelijke lasten te voldoen, dan wel uw inkomen na aftrek van deze lasten niet minder is dan 90% van de voor u geldende bijstandsnorm, dan wordt met deze lasten geen rekening gehouden.

Niet makkelijker dus laat staan leuker

Mijn conclusie is dus dat het doel om het berekenen van een kinderbijdrage makkelijker te maken niet is behaald en dat u en/of uw ex-partner het in veel gevallen met me eens zult zijn dat de uitkomst geen recht doet aan de situatie.

Heeft u vragen of kinderalimentatie en/of de berekening ervan? Neem gerust contact op met mij of een van de andere familierechtspecialisten.

Oorspronkelijke auteur: Myrna van Wijk (sinds 1 januari 2017 niet meer werkzaam bij RWV Advocaten)