De casus is als volgt;

  • Een vennootschap (A) heeft diverse crediteuren achter zich aan.
  • Een van hen heeft een forse vordering, waarvoor deze al een toewijzend vonnis heeft. De crediteur legt beslag op de roerende zaken van A. Deze roerende zaken zijn verpand aan de bank.
  • Het bestuur van A benadert de bank met het verzoek een financiering te verschaffen om aan het vonnis te voldoen. De bank weigert.
  • Intussen bereidt het bestuur een feitelijke doorstart door. Zo wordt een gelieerde vennootschap omgedoopt tot nagenoeg dezelfde naam als A (namelijk, A Nieuw).
  • De bank zegt het krediet van A op en geeft aan tot executie te zullen overgaan. Uit een vervolgens in opdracht van de bank opgesteld taxatierapport blijkt een waarde van € 315.000.
  • De advocaat van A dient een verzoek in bij de voorzieningenrechter om de verpande zaken onderhands te mogen verkopen aan partij B tegen een bedrag van € 365.000. Dit verzoek wordt toegewezen. Later blijkt dat partij B zeer kort na de koop de zaken heeft overgedragen aan A Nieuw.

 

De aanklacht luidt; 
De crediteuren menen dat sprake is van een opzetje en spreken A Nieuw, het bestuur van A en de bank aan.

De uitspraak luidt;
In hoger beroep wordt de vordering van de crediteuren voor wat betreft A Nieuw en het bestuur van A toegewezen. Het hof wijst de vordering tegen de bank af.

Oordeel Hoge Raad over zorgplicht van bank bij executoriale verkoop

De crediteuren nemen hier geen genoegen mee en stappen naar de Hoge Raad. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand, stellende dat:

Zorgplicht van banken

Het hof overweegt dat de maatschappelijke functie van banken een bijzondere zorgplicht meebrengt ten opzichte van derden, met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Het hof is van oordeel dat de bijzondere zorgplicht van de bank, behoudens bijzondere omstandigheden die niet zijn gesteld of gebleken, niet zover gaat dat zij gehouden is om inlichtingen over een doorstart van haar cliënt aan een derde te verstrekken, noch dat zij ertoe gehouden is haar cliënt te bewegen over te gaan tot het aangaan van een betalingsregeling met die derde, voor zover dat al tot haar mogelijkheden zou behoren. 

Executie verkoop verpande inventaris

Met betrekking tot de medewerking van de bank aan de onderhandse verkoop stelt het hof voorop dat de bank na opzegging van de kredietovereenkomst en het uitblijven van voldoening van het openstaande bedrag door D BV gerechtigd was om over te gaan tot de executoriale verkoop van de aan haar verpande inventaris en machines. 

Vrije keuze bij inwinnen zekerheden door bank

Voor zover eisers stellen dat de bank haar zekerheidsrechten had moeten uitoefenen op een voor hen minder bezwarende wijze, gaat het hof hieraan voorbij omdat er geen (ongeschreven) rechtsregel is die de bank hiertoe verplicht. Zij is vrij in de keuze waarin zij de aan haar verstrekte zekerheden uitwint. Niet valt in te zien dat de hiervoor genoemde zorgplicht jegens derden in dit geval tot een ander oordeel moet leiden. 

Onderhandse verkoop inventaris

Het initiatief voor de onderhandse verkoop kwam van D BV. Nadat de bank kennisnam van het geboden bedrag heeft zij ingestemd met de onderhandse verkoop, aangezien op deze wijze een hogere opbrengst zou kunnen worden gegenereerd dan in het geval van een executoriale verkoop. In zoverre oordeelt het hof dat niet valt in te zien dat de bank van haar handelwijze enig verwijt treft.

Dit zou anders kunnen liggen als de bank wist dat de inventaris feitelijk aan een van de aan D BV gelieerde vennootschappen werd verkocht en gebruikt zou worden voor een doorstart van D BV en dit niet heeft gemeld bij de voorzieningenrechter waardoor mogelijk een te lage prijs is gerealiseerd. 

De bank heeft echter betwist dat zij ervan op de hoogte was dat de door Bruma gekochte inventaris een rol zou spelen in het kader van de doorstart van D BV.

(…) 

Ook is op voorhand niet uit te sluiten dat de bijzondere zorgplicht van de bank, of anderszins de ook door een separatist in acht te nemen zorgvuldigheid in het maatschappelijk verkeer, onder buitengewone omstandigheden de zekerheidsgerechtigde in zijn keuzevrijheid kan beperken.

(..) 

Zou aan de bank duidelijk zijn geweest dat Brumaeen stroman was en dus niet werkelijk als koper in de inventaris was geïnteresseerd, dan was ook niet sprake van een “echte” koopprijs en lag het voor de hand dat die prijs te laag was. Dát zou de bank daarom niet voor zich hebben mogen houden. Waar het verband tussen de (voorgenomen) doorstart en de verkoop aan Bruma[ echter aan de bank onbekend was, lag dit alles anders.

Conclusie; bank heeft vrije keuze op uitoefenen van rechten als er geen buitengewone omstandigheden zijn

Een pandhouder is een separatist en kan in een faillissement zijn rechten uitoefenen, ware er geen faillissement. Dit beginsel speelt een rol in deze en vergelijkbare kwesties. Een pandhouder kan dus kiezen op welke wijze hij zijn rechten uitoefent. Werkt de bank mee aan onderhandse verkoop, omdat deze een hogere opbrengst oplevert, staat hem dit vrij. Dit is anders als hij er mee bekend is dat feitelijk aan een stroman verkocht wordt en duidelijk is dat dit tegen een te lage waarde is. 

Van een bijzondere zorgplicht van de bank jegens deze derden is hier geen sprake. Er zijn geen buitengewone omstandigheden die in de verantwoordelijkheidssfeer van de bank liggen. Is de bank de financier van de feitelijk doorstarter, zou dit wel eens in beeld kunnen komen. Echter, als zoals ook in dit geval, er geen sprake is van een verkoop tegen een te lage waarde dan zal er vermoedelijk ook geen schending zijn van een bijzondere zorgplicht. De bijzondere zorgplicht van een bank jegens derden is aan de orde indien sprake is van een deskundigheid of informatie die de bank heeft omdat zij een bank is. Oftewel: wanneer de bank (oneigenlijk) profiteert van haar bijzondere positie in het handelsverkeer.

Meer weten over een voorgekookte doorstart en de zorgplicht van de bank?

Heeft u vragen over een doorstart, al dan niet voorgekookt? Of twijfelt u als crediteur aan de zorgplicht van de bank bij een executieverkoop? Aarzel niet om contact op te nemen met mij dan wel een van mijn collega’s van de Secties insolventierecht en/of ondernemingsrecht.