Advistaal exploiteerde een ingenieursbureau. Rabobank zegde eind maart 2011 de kredietfaciliteit aan Advistaal met onmiddellijke ingang op. Ten tijde van de opzegging stond er een creditsaldo op de rekening-courant van Advistaal. Een faillissement van Advistaal volgde bij vonnis van 26 juli 2011. Dave Beck werd aangesteld als curator.

De curator nam het standpunt in dat de onmiddellijke opzegging van de kredietfaciliteit van Advistaal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was en heeft ter zake de bank in rechte betrokken.

Rechter oordeelt dat de bank krediet niet per direct had mogen opzeggen

Bij tussenvonnis van de Rechtbank Den Haag van 14 oktober 2015 oordeelde de rechtbank reeds met de curator dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen tegenover Advistaal door op 28 maart 2011 de kredietovereenkomst per direct op te zeggen.

Had faillissement vermeden kunnen worden als de bank een opzegtermijn van drie maanden in acht had genomen?

Bij eindvonnis van de Rechtbank Den Haag van 29 juni 2016 (download vonnis via download button) heeft de rechtbank zich gebogen over de causaliteitsvraag. In de kern ziet dit geschil op de vraag wat zou zijn gebeurd indien de bank de kredietovereenkomst zou hebben opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden en of alsdan het faillissement van Advistaal al dan niet zou zijn afgewend.

De curator stelt dat, indien de bank bij de opzegging eind maart 2011 een opzegtermijn van drie maanden in acht zou hebben genomen, Advistaal de gelegenheid en de middelen zou hebben gehad om een ingrijpende reorganisatie door te voeren. Deze reorganisatie zou hebben geleid tot onder meer een sterke vermindering van haar personeelsbestand. Volgens de curator was Advistaal in deze afgeslankte vorm levensvatbaar geweest. De curator heeft voornoemd scenario in belangrijke mate geschetst en gereconstrueerd aan de hand van de gang van zaken bij de partij die de activiteiten van Advistaal feitelijk heeft doorgestart. De rechtbank volgt dit betoog.

Bank aansprakelijk voor helft van het faillissementstekort

De rechtbank komt tot de conclusie dat Advistaal, indien de bank een opzegtermijn van drie maanden in acht zou hebben genomen, voldoende tijd zou hebben gehad om met een redelijke kans van slagen haar bedrijf te reorganiseren en haar bedrijfsactiviteiten in afgeslankte vorm voort te zetten. Deze kans is volgens de rechtbank echter niet groot genoeg om te stellen dat het voor 100% zeker is dat het faillissement had kunnen worden afgewend.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de bank, als belangrijke medeveroorzaker van de schade van Advistaal, wordt veroordeeld in de helft van het faillissementstekort in haar faillissement.