Bestuurdersaansprakelijkheid en faillissementskosten: wanneer is matiging gerechtvaardigd?
In elk faillissement doet de curator onderzoek naar de wijze van bestuur. Is er sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur en is aannemelijk dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, dan is het bestuur verantwoordelijk voor het tekort in het faillissement. Dat tekort bestaat niet alleen uit openstaande schulden, maar ook uit kosten die tijdens het faillissement worden gemaakt. Deze faillissementskosten kunnen aanzienlijk zijn. De vraag rijst dan: wat als het tekort vooral wordt veroorzaakt door deze faillissementskosten? In uitzonderlijke gevallen kunnen buitensporige faillissementskosten aanleiding zijn om de bestuurdersaansprakelijkheid te matigen.
Kennelijk onbehoorlijk bestuur en faillissement: wanneer bestuurdersaansprakelijkheid?
Bij elk faillissement moet de curator onderzoeken of het faillissement is veroorzaakt door kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dat betekent dat het bestuur aantoonbaar ernstig tekort is geschoten. Als de curator de bestuurder daarvoor aansprakelijk wil stellen, rust de bewijslast bij de curator. Om dit aan te tonen, heeft de wetgever de curator twee wettelijke hulpmiddelen gegeven.

Faillissementskosten als onderdeel van het tekort
Het tekort in het faillissement bestaat uit het bedrag waarvoor de boedel geen dekking biedt. Of te wel het tekort dat na vereffening van de activa aanwezig is. Hieronder vallen ook alle kosten die worden gemaakt in het faillissement. Deze faillissementskosten bestaan uit kosten als taxatiekosten, kosten voor het eventueel tijdelijk doorzetten van de onderneming en – niet in het minst – de kosten welke de curator en de door hem/haar ingeschakelde personen (kantoorgenoten, faillissementsmedewerkers, derden/deskundigen) gemaakt heeft. Deze faillissementskosten kunnen fors oplopen. Maar wat als het tekort in het faillissement vooral wordt veroorzaakt door hoge kosten van de curator?
Begin 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam een uitspraak gewezen waarin het heeft geoordeeld dat er reden tot matiging van het bedrag van veroordeling was omdat de door de curator gemaakte faillissementskosten disproportioneel waren.
Gerechtshof Amsterdam matigt aansprakelijkheid ondanks tegenwerking bestuurders
Het faillissement kende een relatief bescheiden schuldenlast van ruim EUR 13.000. De bestuurders werkten niet soepel mee aan de afwikkeling door geen administratie aan de curator te verstrekken. De curator startte daarom een procedure wegens bestuurdersaansprakelijkheid.
De rechtbank gaf de curator gelijk. Het bestuur ging in hoger beroep. Ook het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De bestuurders doen een beroep op de matigingsgrond en voeren aan dat het tekort met de faillissementskosten bovenmatig is opgelopen tot EUR 61.000. De curator brengt hiertegen in dat de bestuurders zelf debet geweest zijn aan de tijd die hij heeft moeten besteden, door slecht mee te werken. Het hof erkent dit laatste argument, maar concludeert opvallend genoeg toch dat er grond is tot matiging tot een bedrag van EUR 30.000.
Eerder, in 2021, heeft de Rechtbank Gelderland een vergelijkbare uitspraak gewezen. Veel meer jurisprudentie over dit onderwerp is er nog niet.
Faillissementskosten uit balans? Mogelijk ruimte voor matiging
Word je als bestuurder (terecht) aansprakelijk gesteld voor het tekort, dan is het aan te bevelen om te kijken naar de gemaakte faillissementskosten. Zijn deze in omvang bovenmatig, niet in verhouding met de oorspronkelijke schuldenlast en zijn er geen omstandigheden die rechtvaardigen dat er veel tijd door de curator verspijkerd is, lijkt een beroep op matiging kansrijk.
Heb je vragen over bestuurdersaansprakelijkheid of de mogelijkheden tot matiging? Neem gerust contact op met mij of een van de andere insolventierecht advocaten voor advies of een nadere bespreking van jouw situatie.