Non-conformiteit, klachtplicht en verjaring daarvan: hoe zit het ook al weer?
Bij een koopovereenkomst moet het gekochte conform de koopovereenkomst zijn. Is dit niet het geval, dan is sprake van non-conformiteit. De wet bepaalt dat de koper binnen twee jaar moet klagen. Doet hij dit niet, dan kan hij geen beroep meer doen op non-conformiteit. Oftewel, de wet kent een klachtplicht.
Korte verjaringstermijn bij non-conformiteit
De hiervoor genoemde termijn is (aanzienlijk) korter dan de meeste verjaringstermijnen in de wet. De meeste vorderingen kennen een verjaringstermijn van vijf jaar (zoals bijvoorbeeld bij onrechtmatige daad).
Welke verjaringstermijn geldt bij samenloop van rechtsvorderingen?
Regelmatig komt het voor dat een kwestie onder het bereik van meerdere rechtsvorderingen valt. Denk bijvoorbeeld aan een koopovereenkomst die tot stand is gekomen door bedrog. De vordering van de benadeelde kan dan worden gegrond op non-conformiteit, maar ook op basis van een onrechtmatige daad.
Recente uitspraak over samenloop van rechtsvorderingen
In een recente zaak speelde het volgende. De aandelen in een onderneming waren verkocht. De koper was nadien niet tevreden en stelde dat de verkopers onrechtmatig zouden hebben gehandeld. Volgens de koper hebben ze enerzijds bewust onjuiste informatie verstrekt en anderzijds relevante informatie achtergehouden. Beiden met als doel de koper te bewegen tot de koop.
De koper start een procedure. Kennelijk nadat de termijn van non-conformiteit – 2 jaar - is verlopen. Maar kennelijk wel binnen de termijn van 5 jaar die geldt bij een onrechtmatige daad. Bij het gerechtshof spitst het geschil zich hierop toe.
Het hof en de Hoge Raad zijn het eens: vordering koper is verjaard
Het hof laat er geen misverstand over bestaan: "4.8 Met de gemaakte keuze voor een zeer ruim geformuleerd artikel 7:23 lid 2 BW heeft de wetgever ervoor willen zorgen dat een bepaald feitencomplex dat door een koper ten grondslag kan worden gelegd aan de stelling dat het geleverde non-conform is, ongeacht de insteek van diens vordering, onder een eenvoudig verjaringsregime valt.”
De koper laat het er niet bij zitten en stapt naar de Hoge Raad.
De Hoge Raad verwijst eerst naar eerdere uitspraken waarin hij al had bepaald dat de verjaringstermijn bij non-conformiteit van toepassing is voor iedere vordering van de koper die feitelijk is gegrond op non-conformiteit. Dit geldt dus ook als de koper op dezelfde grondslag een vordering uit onrechtmatige daad of dwaling instelt.
Vervolgens concludeert de Hoge Raad dat de verjaringstermijn bij non-conformiteit ook geldt bij een vordering gebaseerd op bedrog als daaraan feiten en omstandigheden ten grondslag liggen die ook een beroep op non-conformiteit zouden rechtvaardigen. Reden hiervoor is, in de woorden van de Hoge Raad zelf: "Art. 7:23 leden 1-3 BW houden voor het begin van de verjaringstermijn uitdrukkelijk rekening met het geval dat de verkoper opzettelijk een onjuiste indruk over de eigenschappen van de zaak heeft gewekt.”
De feiten zijn cruciaal
De Hoge Raad vervolgt zijn uitleg en stelt dat: “De verjaringstermijn van art. 7:23 lid 2 BW is slechts niet van toepassing op een vordering wegens bedrog voor zover deze is onderbouwd met feiten die zelfstandig, dat wil zeggen los van de feiten die de toewijzing van een non-conformiteitsvordering kunnen dragen, bedrog opleveren.”
Met andere woorden: is er bij een koopovereenkomst sprake van bedrog waardoor het gekochte niet beantwoordt aan de afspraak, dan geldt - wel degelijk - de korte verjaringstermijn. Slechts als een gedeelte van de feiten zelfstandig kan leiden tot een vordering uit onrechtmatige daad, bestaande uit bedrog, dan speelt de algemene verjaringstermijn van 5 jaar.
Niet de vordering, maar de feiten die aan de zaak ten grondslag liggen, bepaalt welke verjaringstermijn van toepassing is.
Gerelateerde uitspraak: HR 17 november 2017 ECLI:NL:HR:2017:2902 (MBS / verweerders)