Veel geschillen tussen franchisegevers en franchisenemers gaan over geld. In het merendeel van de gevallen zien deze geschillen feitelijk op de uitleg van onduidelijke bepalingen in de franchiseovereenkomst.

Franchisegever brengt een hogere voorziening in rekening

Zo heeft het gerechtshof Den Haag zich begin dit jaar gebogen over de vraag of de franchisegever gerechtigd was om een voorziening aan haar franchisenemer door te berekenen, die hoger was dan de daadwerkelijk door de franchisegever gemaakte kosten voor deze voorziening.
In deze zaak moest de franchisenemer een franchisefee van 33% van haar brutomarge betalen. De brutomarge werd in de franchiseovereenkomst uitgelegd als het door de franchisegever aan haar cliënten gefactureerde uurtarief per uitzendkracht, verminderd met de kostprijs van de desbetreffende uitzendkracht. Van belang was dat partijen hadden geregeld dat de franchisegever voornoemde voorziening dus tegen kostprijs aan haar franchisenemer zou doorberekenen.

Het gerechtshof oordeelt dat de franchisegever ten onrechte een hogere voorziening in rekening heeft gebracht

Het gerechtshof oordeelt dat de franchisenemer het begrip ‘kostprijs’ redelijkerwijs heeft mogen opvatten als de werkelijke kosten die de franchisegever ten aanzien van die voorziening heeft moeten maken. Het gerechtshof vervolgt dat het de franchisegever was toegestaan ook voor de kosten die niet op voorhand concreet bepaalbaar waren een redelijke voorziening te treffen. Op het moment dat het voor de franchisegever echter duidelijk was dat er een verschil bestond tussen de in rekening gebrachte voorziening en de werkelijke door de franchisegever gemaakte kosten, had zij dit verschil aan de franchisenemer moeten terugbetalen en de hoogte van haar voorziening voor het volgende jaar naar beneden bij moeten stellen. De franchisegever heeft dit nagelaten. Reden waarom de franchisenemer ieder jaar opnieuw uit hoofde van de voorziening meer dan de werkelijke kostprijs heeft voldaan aan de franchisegever, zonder dat daarvoor enige rechtsgrond bestond.

Mag de franchisegever een hogere voorziening ter dekking van andere kosten in rekening brengen bij de franchisenemer?

De franchisegever stelt nog dat zij het overschot van de voorziening steeds volledig heeft moeten aanwenden ter dekking van andere kosten en aflossingsverplichtingen. Daarvoor biedt de franchiseovereenkomst volgens het gerechtshof echter geen grondslag. Het gaat erom dat delen van het als ‘kostprijs van de uitzendkracht’ in rekening gebrachte bedrag niet voor het doel van deze voorziening zijn aangewend. Het doet daarbij niet ter zake of deze bedragen wellicht voor een ander doel zijn aangewend. Door een te hoge voorziening in rekening te brengen en het overschot niet terug te betalen, heeft de franchisegever in feite een hogere franchisefee in rekening gebracht, zonder dat de franchisenemer hiermee heeft ingestemd. De franchisegever was op grond van de franchiseovereenkomst echter niet gerechtigd de franchisefee eenzijdig te verhogen.

Voorkom ellende, leg afspraken goed vast in de franchiseovereenkomst

Als franchisegever, maar ook als franchisenemer, heeft u dus veel te winnen bij een goede franchiseovereenkomst. Een goede franchiseovereenkomst maakt dat werkelijke bedoelingen en afspraken omtrent de verdeling van kosten en vergoedingen zwart op wit vastliggen op een voor alle partijen begrijpelijke manier.

Daarnaast is het ook van belang om andere zaken duidelijk in de franchiseovereenkomst te regelen, zoals:

  • de franchiseformule en de gebruiksrechten;
  • de diensten die de franchisegever verleent aan de franchisenemer;
  • de looptijd van de overeenkomst;
  • de beëindiging van de overeenkomst;
  • verzekeringen, etc.

Door op een duidelijke wijze de afspraken in een franchiseovereenkomst vast te leggen, neemt de kans op geschillen - met de daarbij komende zorgen en kosten - aanzienlijk af.

Bent u voornemens een franchiseovereenkomst op te (laten) stellen?

Of wilt u als franchisegever of franchisenemer weten wat uw rechten zijn? Neem contact op met mij of met een van mijn ondernemingsrechtcollega’s.