Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) is één van de toezichthouders op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Het BFT richt zich specifiek op de zogenaamde ‘vrije beroepen’ zoals accountants en belastingadviseurs. Leven zij hun Wwft-verplichtingen onvoldoende na, dan gaat het BFT meer dan eens over tot het opleggen van een boete. Dit heeft onder meer geleid tot een, inmiddels slepende, procedure met een belastingadviseur. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft onlangs een uitspraak in deze kwestie gedaan, dit keer in het voordeel van de belastingadviseur.

De verplichtingen op grond van de Wwft

Op grond van de Wwft zijn, onder andere, belastingadviseurs verplicht om te onderzoeken of hun cliënten betrokken zijn bij het witwassen of het financieren van terrorisme. Als de belastingadviseur een ‘ongebruikelijke’ transactie aantreft, dient zij hiervan een melding te maken bij de FIU-Nederland. Doet een belastingadviseur dat niet (of onvoldoende), dan riskeert zij een boete van het BFT. 

De achtergrond van deze kwestie: BFT ziet Wwft-schending door belastingadviseur

Het BFT concludeerde dat de belastingadviseur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van een schuld van één van haar cliënten (cliënt 1). Daarnaast heeft de belastingadviseur nagelaten om een melding te doen van een contante betaling van cliënt 1 naar een andere klant (cliënt 2) van de belastingadviseur. Deze contante betaling had gemeld moeten worden, mede omdat er verschillen bestonden omtrent deze betaling tussen de administratie van cliënt 1 en cliënt 2, aldus het BFT. Vanwege het onvoldoende verrichten van cliëntenonderzoek en het nalaten de contante betaling te melden, kreeg de belastingadviseur een boete opgelegd van € 1.080,- (later door het BFT verlaagd tot € 720,-). 

Belastingadviseur in beroep tegen het vonnis van de rechtbank

Nadat de belastingadviseur in het ongelijk is gesteld bij de rechtbank, ging zij in beroep bij het CBb. De belastingadviseur verklaarde dat zij wel degelijk een cliëntenonderzoek had gedaan naar de schuld van cliënt 1. Dit bleek helemaal geen schuld te zijn, maar betrof omzet (uit rijlesgeld) die door de vorige boekhouder van cliënt 1 ten onrechte was geadministreerd als een lening. De belastingadviseur had al in 2011 onderzoek gedaan naar deze ‘schuld’.

Het CBb: geen vuiltje aan de lucht

Volgens het CBb toonde de belastingadviseur voldoende aan dat zij in 2011 onderzoek heeft gedaan naar de ‘schuld’ van cliënt 1. Om die reden hoefde zij dit in 2014 dus niet nogmaals te doen.

Ook kon de belastingadviseur verantwoorden waarom de contante betaling niet was gemeld. De belastingadviseur toonde aan dat de betaling van cliënt 1 aan cliënt 2 was gedaan, opdat cliënt 2 zelf een rijexamen kon aanvragen voor leerlingen van cliënt 1. Cliënt 1 was daar zelf namelijk niet toe bevoegd. De verschillen in de administratie ten aanzien van deze contante betalingen waren verklaarbaar gezien het feit dat cliënt 1 zijn administratie minder nauwkeurig bijhield dan cliënt 2.

Naar het oordeel van het CBb had de belastingadviseur de contante betaling dus voldoende toegelicht en (met stukken) onderbouwd. De transactie was daarmee niet ongebruikelijk en hoefde dan ook niet gemeld te worden. De door het BFT opgelegde boete miste een grondslag, als gevolg waarvan het CBb in het voordeel van de belastingadviseur oordeelde.

Voldoet u wel aan de regelgeving uit de Wwft? Heeft een toezichthouder u een boete opgelegd?

Check onze website voor meer informatie en publicaties over anti-witwasregelgeving. Wilt u advies over uw eigen Wwft-beleid of heeft u een brief van de toezichthouder ontvangen met ‘lastige vragen’ over uw administratie en compliance? Neem contact op met een van onze specialisten van het KYB-team.  Zij adviseren – en zo nodig procederen – over zaken omtrent de Wwft.