De inwerkingtreding van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (Wnra) op 1 januari 2020 heeft ertoe geleid dat de eenzijdige aanstelling van de meeste ambtenaren van rechtswege is vervangen door een civiele arbeidsovereenkomst. Inmiddels is de eerste ontslagprocedure gevoerd en heeft de kantonrechter zich uitgelaten over een ontbindingsverzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). We praten u bij.

De Wnra in het kort

Voor de ambtenaren die onder de werking van de Wnra vallen, geldt niet langer het bestuursprocesrecht met bezwaar en beroep. In plaats daarvan gelden nu de regels voor civielrechtelijke arbeidsovereenkomsten. Dat geldt ook voor het ontslagrecht, zodat een eventueel verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter moet worden ingediend. De rechtspositieregelingen waaraan ambtenaren gebonden waren, hebben plaats gemaakt voor cao’s.

Enkele groepen ambtenaren zijn uitgezonderd van de Wnra. Deze ambtenaren hebben op 1 januari 2020 hun aanstelling behouden en voor hen geldt ook na deze datum het bestuursprocesrecht:

  • politieke ambtsdragers zoals ministers, staatssecretarissen, burgemeesters, wethouders etc.;
  • leden van de Hoge Colleges van Staat: leden van de Eerste en Tweede Kamer, de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman;
  • leden van adviescolleges en zelfstandige bestuursorganen;
  • de rechterlijke macht: rechters, officieren van justitie en procureurs-generaal;
  • alle defensieambtenaren: zowel militair als burgerpersoneel;
  • alle politieambtenaren: politieagenten, rechercheurs en administratief en technisch personeel;
  • notarissen en gerechtsdeurwaarders.

 

Alertheid blijft voor hen geboden. Niet tijdig bezwaar maken tegen een slechte beoordeling betekent bijvoorbeeld dat daarmee het disfunctioneren in het personeelsdossier vastligt.

Meer informatie over de Wnra vindt u op onze website.

Eerste uitspraak sinds de Wnra: arbeidsovereenkomst hoogleraar RUG ontbonden en geen recht op transitievergoeding

Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, voor zover bekend, de eerste ‘Wnra-uitspraak’ gewezen. Wat was er aan de hand? Een hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) richtte buiten medeweten van de RUG een stichting op. De hoogleraar liet gelden vanuit een Belgische vereniging op deze stichting storten, en betaalde hiermee vervolgens de studenten die deelnamen aan een bepaald internationaal studieprogramma.

Bijna vijf jaar na het oprichten van de stichting informeerde de hoogleraar de RUG over de stichting en diens activiteiten, waarna de hoogleraar door de RUG op non-actief is gesteld. De RUG liet een onderzoek uitvoeren, waaruit bleek dat over de jaren 2014 tot 2019 een bedrag van 1,4 miljoen euro aan de stichting is uitgekeerd, welk geld bedoeld was voor de RUG. De RUG heeft bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege verwijtbaar handelen, zonder inachtneming van de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding.

De kantonrechter overweegt allereerst dat uit de Wnra volgt dat de aanstelling van een ambtenaar met ingang van 1 januari 2020 van rechtswege wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Omdat het verzoek tot ontbinding na 1 januari 2020 is ingediend, is de kantonrechter bevoegd van het geschil kennis te nemen.

De kantonrechter komt tot het oordeel dat de hoogleraar verwijtbaar heeft gehandeld. Door de stichting op te richten en via deze stichting gelden te ontvangen en uit te keren, heeft de hoogleraar iedere controle door de RUG over de gelden, die bedoeld waren voor de RUG, onmogelijk gemaakt. Door de handelswijze van de hoogleraar is het naar het oordeel van de kantonrechter voor de RUG niet dan wel nauwelijks mogelijk om achteraf na te gaan of het geld dat door de stichting is ontvangen, op een verantwoorde wijze is uitgegeven. Hoewel aannemelijk is dat de hoogleraar zichzelf niet heeft willen bevoordelen of de RUG heeft willen benadelen, had hij moeten beseffen dat zijn handelswijze niet door de beugel kan. Dit heeft de hoogleraar ook erkend.

Alles in aanmerking nemend, oordeelt de kantonrechter dat de hoogleraar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De arbeidsovereenkomst van de hoogleraar wordt ontbonden, waarbij de hoogleraar geen recht heeft op de transitievergoeding.

De kantonrechter betrekt jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep in zijn oordeel

Een interessant aspect van de uitspraak is dat de kantonrechter rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep in zijn oordeel betrekt. De hoogleraar had aangevoerd dat het financiële toezicht door de RUG gebrekkig is geweest waardoor een en ander heeft kunnen gebeuren. Met verwijzing naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep oordeelt de kantonrechter dat dit verweer de hoogleraar niet kan baten. De kantonrechter oordeelt dat deze jurisprudentie ook op onderhavige zaak van toepassing is, “nu de hoogleraar nog steeds ambtenaar is”.

Dat laatste is echter niet correct, aangezien de Ambtenarenwet 2017 bepaalt dat openbare universiteiten, zoals de RUG, geen overheidswerkgever meer zijn, wat betekent dat de hoogleraar sinds 1 januari 2020 geen ambtenaar meer is. Dat neemt niet weg dat te begrijpen valt dat jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep relevant blijft, bijvoorbeeld wanneer het gaat om materiële normen zoals het integer handelen van een (voormalig) ambtenaar.

De volledige uitspraak kunt u hier lezen.

Wilt u meer weten over de Wnra, het ambtenarenrecht of over uw positie als (voormalig) ambtenaar?

Neem dan gerust contact op met mij of een van de andere arbeidsrechtadvocaten. We zijn u graag van dienst.